Eerste nacht, eerste morgen

Uitgelicht: Gastdichter Jan Doornbos

Eerste nacht, eerste morgen
 
De morgen, als geblazen glas zo teer,
versplintert met een lijster die gaat zingen
en scherfjes licht die door het duister dringen,
als brak hij voor de allereerste keer.
 
Ik houd me roerloos. Adem niet. Probeer
het pril verleden in het nu te wringen.
Ik wíl de tijd een ogenblik bedwingen.
Wanhopig. Ieder zintuig doet me zeer.
 
De eerste nacht is tot een eind gekomen.
Ze slaapt nog vast. Ik zie aan haar gezicht
dat zij van gisteravond ligt te dromen,
 
hoe liefde insloeg als een bliksemschicht;
en hoop maar dat ze die heeft meegenomen
wanneer ze straks ontwaakt in 't volle licht.
 
Jan Doornbos

Kattenvoer

Uitgelicht: Gastdichter Koos Haydn

Kattenvoer
 
De oude kat is dood -het beest hield op met spinnen-
Hij was de lieveling van bijna iedereen
Had zelfs een deurtje in de deur voor zich alleen
Dan kon -ie zonder sleutel toch altijd  naar binnen
 
De oude kat is dood, de spil van het gezin
Heeft ons na één en twintig jaar opeens verlaten
Het kattenluik, daardoor ontdaan van alle zin
Zal nu de zwervers uit de buurt wel binnen laten
 
De oude kat is dood, mijn God wat een gelul
Met heel de dagsleur uit 't verband in het begin
Zijn plastic etensbak daar hoeft nu niets meer in
En ook zijn waternap hoeft nooit meer bijgevuld
 
En voor de keukenkast, halfvol met Whiskas blikken
Sta ik in droefenis mijn tranen weg te slikken
 
Koos Haydn

Van Dichters en muzen

Uitgelicht: Gastdichter Kees Godefrooij

Van dichters & muzen
 
Ze waren arm of ziek en voelden klam
lagen op bed te lezen of te geeuwen
of hoorden slechts het krijsen van de meeuwen
in half beschonken toestand, vleugellam

op een vervallen zolder bij madam.
Maar liever vochten dichters tegen leeuwen
dan niet voor alle schonen aller eeuwen
te zingen van de gratie en de vlam

de vlam die met de vrouw op aarde kwam
en die het vuur aanwakkert van de zinnen
ze is de dochter van een hemelstam

en woont in wimpers, parfum of in linnen
is als de schoonheid licht, want weegt geen gram
en laat zich achteloos door hen beminnen.
 

                    Kees Godefrooij

Suspectie

Uitgelicht: Gastdichter Coenraedt van Meerenburgh

Suspectie
  
ik ben een nar, ik doe het onverwachte
mijn bellen rinkelen als ik beweeg,
een radslag maak in een verlaten steeg,
jongleer tot diep in maanverlichte nachten
 
ik overtreed de regels, spot met machten
en oogst applaus, maar blijf van binnen leeg
al vaak ben ik gestorven, zelfmoord pleeg
je méér dan eens in ijzige gedachten
 
ik ben geen zakenman en geen strateeg
wat ìs het dan dat zij van me verwachten?
ondanks mijn jaren ben ik kneedbaar deeg
 
ik hef mijn staf naar hen die minzaam lachten,
breng met een toverspreuk hun val teweeg,
maar mis een alibi, ik ben verdachte

                        Coenraedt van Meerenburgh

Gij zult niet doden

Uitgelicht: Gastdichter Aubrey van Amstel

Gij zult niet doden
 
Wat gaat het op de wereldbol beroerd.
Waar is de aardse vrede toch gebleven?
Van velen eist een oorlog weer het leven,
die heilig heet, in naam van God gevoerd.
 
'Ontbreekt bij u de eerbied voor geboden?'
In Bijbel, Thora, Koran, alle boeken
die heilig zijn, is simpel op te zoeken:
een doodnormaal gebod: 'Gij zult niet doden.'
 
De vraag wordt vaak gesteld aan theocraten.
Die weten zich met vergezochte woorden
ten gunste van zichzelf eruit te praten.
 
Door hen wordt met veel overwicht verteld,
dat onbetwist 't gebod om niet te moorden
alleen maar voor geloofsgenoten geldt.
 
                               Aubrey van Amstel           

Teruggaan

Uitgelicht: Gastdichter Tsila

teruggaan
    
het roestig oude hek is afgesloten
daar fluistert nog de wind memento mori
en zie je afdrukken van kraaienpoten
want voor de dood ontvangt er niemand gratie
 
och, doe voor mij het hek nog één keer open
en laat mij in het wit dan binnengaan
ik zal de namen van de zerken stropen
terug de tijd in, laat me in de waan
 
en ergens dwarrelt nog een kraaienveer
het deert me niet want al mijn doden zingen
en herfstblad valt als bloesem op mij neer
dan huppel ik een oude lente binnen
 
waar vreugd bestond uit stampen in een plas
en schoonheid glans van een kastanje was
 
Tsila 

Verdwenen passagiers

Uitgelicht: Gastdichter Daan de Ligt

Verdwenen passagiers

Er rijdt een lege tram door 's-Gravenhage,
onmerkbaar bijna, nauwelijks verlicht.
De ramen en de deuren blijven dicht,
in scherpe bochten kan hij schuchter klagen.

De ouderwetse tram met aanhangwagen
doet alle dagen, rusteloos, zijn plicht.
De eindeloze reis gaat doelgericht
langs sporen van verdrongen onbehagen.

De waarheid wordt, als vroeger, bang ontweken,
alleen de torenklokken kermen luid.
De vierde mei, als doden mogen spreken,
gaan deuren open, stapt de stilte uit.
 

                    Daan de Ligt

Thuis

Uitgelicht: Gastdichter Havano

Thuis
 
Is het eenieders deel, dit droeve dromen 
ooit thuis te komen, ongeacht de smet 
van spijt, verwijt ... Is dit ons aller wet 
of tonen enkel tobbers die symptomen?
 
Mij wel, alsook mijn ouders. Ik belet 
hun wederzijds verzet te overstromen 
(een dissonant duet der chromosomen, 
in mij als carcinomen ingebed)
 
Vanochtend, bij mijn eerste sigaret, 
gewekt door het gekwetter in de bomen 
die 't pad naar mijn logeerverblijf omzomen:
 
het tuinhuis, waar de lijst is neergezet 
-die gouden, met hun oude trouwportret- 
besef ik, dat ik net ben thuisgekomen
 
                                Havano

Mijn liefste

Uitgelicht: gastdichter Remco Sprong 

Mijn liefste 
   
mijn liefste, wat gaat er in je om?
gun mij een blik in 't diepst van je gedachten
de ruzies, de geschillen, zijn de som
van wat je voelt. Ik wil de pijn verzachten
 
waar mogelijk zocht jij de dialoog
ik trok mij terug in mijn ivoren toren
maar wat bij alles steeds het zwaarste woog
was het vermogen de ander ook te horen
 
jij kunt, wat nog geen woorden heeft gekregen,
slechts gist in de gewelven van mijn geest,
benoemen vóór het de diepten is ontstegen
zo is het al die jaren al geweest
 
kom, lief, ga mee. Van ongebaande wegen
op onze reis leren wij nog het meest! 
 
                        Remco Sprong 

Surseance

uitgelicht: gastdichter Coenraedt van Meerenburgh

SURSEANCE
 
In het begin had 't nog wat geleken,
een leven vóór me, het was eindeloos.
Ik pakte alles uit Pandora's doos.
Het is half om, mijn kansen zijn verkeken.
 
De goedbedoelde leefregels en preken,
die maanden dat ik rechte paden koos,
verwondden me als doornen van een roos.
Mijn handen bloeden, aderen ontsteken.
 
Het lichaam is zo kwetsbaar, is zo broos
en elke poging om het vege teken
te weken van mijn huid is vruchteloos.
 
Ik sla mijn mantel om, een lappendeken,
leef op krediet, voor nog een korte poos.
Vergeef mijn schulden, ik blijf in gebreke.
 
                  Coenraedt van Meerenburgh

Maak jouw eigen website met JouwWeb