Leeg
CvDoorn:
Leeg
het pleintje ligt verlaten weg te dromen
op een terras staan rieten stoelen nat
te wachten op bezoekers die niet komen
een troosteloze middag in de stad
de regendruppels schuilen in de bomen
waar najaar zich al roert, gevallen blad
wordt in de goot door water meegenomen
daar nemen ook de merels snel een bad
waar najaar zich al roert, gevallen blad
wordt in de goot door water meegenomen
daar nemen ook de merels snel een bad
waarom is ze opnieuw hierheen gegaan
dit plein kan het verkleumde hart niet warmen
geblakerd kijkt het oude huis haar aan
de plek des onheils weigert zijn erbarmen
dit plein kan het verkleumde hart niet warmen
geblakerd kijkt het oude huis haar aan
de plek des onheils weigert zijn erbarmen
toch zal ze morgenmiddag hier weer staan
zij weet zich nog geen raad met lege armen
zij weet zich nog geen raad met lege armen
Corry van Doorn 2006
Onderkoeling
CvDoorn:
Onderkoeling
het is voorbij, ik heb je uitgewist
wij spoorden niet langs parallelle lijnen
ik liet mijn wil door jou niet ondermijnen
al noemde jij me ook een egoïst
aanvankelijk heb ik jou niet gemist
de eerste week negeerde ik de seinen
maar toen de eenzaamheid begon te schrijnen
begreep ik pas dat ik mij had vergist
de eerste week negeerde ik de seinen
maar toen de eenzaamheid begon te schrijnen
begreep ik pas dat ik mij had vergist
dat jouw vertrek mij zo zeer zou verarmen
is iets dat ik beslist niet heb voorvoeld
ons huis zal mij alléén nooit meer verwarmen
is iets dat ik beslist niet heb voorvoeld
ons huis zal mij alléén nooit meer verwarmen
terwijl de regen langs de ramen spoelt
raak ik door pijn en wroeging onderkoeld
de kamer wil mij zelfs niet meer omarmen
raak ik door pijn en wroeging onderkoeld
de kamer wil mij zelfs niet meer omarmen
Corry van Doorn 1993
Koestering
CvDoorn:
Koestering
wij koesteren wat ons nog is gebleven
maar boeten jaarlijks in op ons tegoed
al dansen zomers nog van overvloed
we naderen de winter van ons leven
maar boeten jaarlijks in op ons tegoed
al dansen zomers nog van overvloed
we naderen de winter van ons leven
het goud dat ons zo scheutig werd gegeven
verliest aan glans bij elke droeve stoet
wij koesteren wat ons nog is gebleven
maar boeten jaarlijks in op ons tegoed
verliest aan glans bij elke droeve stoet
wij koesteren wat ons nog is gebleven
maar boeten jaarlijks in op ons tegoed
we hoeven niet meer ergens naar te streven
er hangt geen waarde meer aan geld en goed
al heeft de geest aan spankracht ingeboet
er hangt geen waarde meer aan geld en goed
al heeft de geest aan spankracht ingeboet
en willen oude handen wel eens beven
wij koesteren wat ons nog is gebleven
wij koesteren wat ons nog is gebleven
Corry van Doorn 2007
©
Maak jouw eigen website met JouwWeb